Door Ola Zaanoun*

Gaza – De familie Falfala woont naast een kleine winkel. De veertienjarige Omar zit voor de winkel om koekjes te verkopen aan kinderen om zo zijn zieke vader te helpen zijn gezin te onderhouden. Maar het kind – eigenlijk al een jonge man – kan de dood van zijn broer Hamza niet vergeten. Die overleed nog geen maand geleden aan de gevolgen van armoede. Omar zit gefrustreerd in gedachten verzonken en denkt aan zijn overleden broer. Die hielp hem vroeger bij de verkoop van snoep aan arme kinderen uit hun wijk.

De keuken van de familie Falfala

De keuken van de familie Falfala

Ze zijn arm geworden nadat de ziekte van hun 47-jarige vader Khalid Falfala hen dwong te stoppen met school, nog voor het eind van de basisschool, om te gaan werken. Van een gekookte maaltijd kunnen ze alleen maar dromen.

Omar,  mager en schriel van bouw, praat erg boos over zijn broer die door de armoede stierf. Omar: “Hamza – mag God genade met hem hebben – leed pijn door zijn ziekte, en mijn vader keek huilend naar hem, omdat hij niet kon voldoen aan de vraag van mijn moeder om haar zoon naar het ziekenhuis of een dokter te brengen. Mijn vader heeft al geen geld om ons te voeden, dus hoe moet hij een behandeling of medicatie betalen?”

Vader Khalid wordt volgens de Arabische gewoonte ook wel Abu Omar genoemd, vader van Omar, zijn oudste zoon. Hij is verdrietig over zijn onvermogen om zijn familie te redden, terwijl dat het dierbaarste is in zijn leven. Plotseling draait hij zich om naar een hoek van de kamer waar op een versleten matras zijn zoon Mohammed zit , nog geen vier jaar oud. Emotioneel zegt hij: “Hij heeft…., hij is te ziek om te lopen… Ik ben bang dat hij dood gaat, hij heeft infecties, net als Hamza. Hij heeft last van zijn schildklier en niemand kan helpen bij zijn behandeling. En wat kan ik doen, als we al het voedsel missen dat we nodig hebben? Ik kan alleen maar hopen dat ik dood ben voor ik de dood van mijn kinderen zie.”

Achter een stuk textiel ter hoogte van de kamer slapen nog twee van de acht kinderen. Umm Omar zet zich er ondertussen toe om de restanten van kamille te zoeken, om die te koken op haar kleine roestige kachel. Het lijkt er op dat ze graag iets wil aanbieden aan de journalist die te gast is. Het huis en het erf zijn volgens gezinshoofd Khalid ‘nog niet geschikt om dieren in te laten wonen.’

 

foto 4 bij  artikel over armoede

Het huis van de familie Falfala

Een baby van geen zeven maanden probeert melk te bemachtigen uit de lege borst van haar moeder. Die probeert haar schreeuwen te stoppen met een fopspeen en vertelt: ‘Doordat ik haast geen eten krijg, produceer ik geen melk. We hebben ook geen andere melk voor de kinderen en we proberen haar rustig te houden met de speen zodat ze kan slapen.”

Ondanks een ontsteking aan het kraakbeen van zijn rug zou Khalid niet aarzelen om ieder beschikbaar werk aan te pakken, maar hij vindt niets. Hij is gedwongen om zijn hand op te houden bij mensen die hem hulp willen bieden en hij moet het geld voor de huur aan de winkelbaas opzij leggen. Die dreigt hen het huis uit te zetten wegens de opgebouwde huurschuld. Ze hebben al maanden hun huur niet kunnen betalen door de moeilijke omstandigheden. De moeder, die er uit ziet alsof ze in de vijftig is, vertelt dat haar oudste dochter van 17 school heeft moeten verlaten, hoewel ze het er uitstekend deed, omdat er geen geld voor boeken en kleding was. Mohammed moet veel van zijn lessen in de vierde klas missen omdat ze de tien shekel lesgeld (ongeveer 2,5 dollar) niet kunnen betalen. En het ministerie van sociale zaken, vertelt ze zuchtend, heeft hen 1500 shekel gekort op hun financiële bijstand. Haar man onderbreekt haar: “Ik krijg het iedere dag benauwder,’ waarmee hij op de vele schulden doelt die hij bij de winkels in de wijk heeft openstaan en zijn onvermogen om de elektriciteit en het water te betalen.

foto 3 bij artikel over armoedeDe familie van Khalid Falfala is slechts één van de duizenden voorbeelden van families in de Gazastrook die hun kinderen inzetten om de schulden te bestrijden. Dat leed en die armoedige toestand kan gemakkelijk worden herkend aan kinderen van nog geen tien jaar oud die de school verlaten en koekjes en sigaretten aan automobilisten verkopen op kruispunten en bij stoplichten in de wijk Ramalla van Gazastad, om zo hun arme familie te helpen.

In de Gazastrook is veel armoede onder de 1,7 miljoen mensen, waarvan de helft kinderen zijn van onder de 18 jaar. Vooral onder de bewoners van de acht vluchtelingenkampen en de oude buurten. Volgens schattingen van het Palestijnse Centraal Bureau voor de Statistiek is de armoede in de Gazastrook meer toegenomen dan in de Westelijke Jordaanoever en vooral in de laatste vijf jaar. Een vluchtelingenwerker vertelt dat 70% van de mensen onder de armoedegrens leeft, waarvan 40% in extreme armoede, terwijl de werkeloosheid kan oplopen tot 70%.

815.000 vluchtelingen in de Gazastrook moeten leven van nood- en voedselhulp van de UMWRA, De Palestijnse econoom Omar Shaban waarschuwt dat ‘de voortdurende blokkade van de Gazastrook en de daaruit voortvloeiende armoede vooral de gezondheid en de toekomst van kinderen treft.’ Hij roept hulporganisaties op om de armen te helpen.

Echter, de beslissing van de UNWRA om de hulp aan honderdduizend vluchtelingen te stoppen, werpt twijfels op over het vermogen van internationale organisaties om de werkeloosheid te verminderen en kinderen te beschermen tegen de armoede die hun leven bedreigd.

Ola Zaanoun is lid van het Doha Centre for Media Freedom Palestine een journalistencollectief. Op ons verzoek schrijven zij een serie artikelen over de situatie in de Gazastrook. 

Voor de actuele humanitaire situatie in de Gazastrook zie het blog van Abu pessoptimist