Door Hiba Walim

Het is niet eenvoudig om een stuk te schrijven over de grensgebieden van Gaza. Wij hebben met de auto in oostelijke richting gereden om zo dicht mogelijk bij de grens tekomen, bij Jahr Edik dat midden in het gebied ligt. Meer dan eens zijn we daarbij in levensgevaar geweest omdat wij zo dicht bij – zoals de Israëliërs dat noemen – het ‘geïsoleerde’ gebied kwamen.

In eerste instantie ervaar je het gebied als leeg en verlaten, als gevolg van de gevaarlijke situatie. En toch, als je aandachtig kijkt, zie je licht afkomstig van huizen als lichtpuntjes in het donker of als vraagtekens zonder antwoord.
Oneindig groene vlakten die je verrassen door hun schoonheid, maar meer nog door de dreiging die ervan uitgaat. In de verte zie je werktuigen, koepels en kazernes van het Israëlische leger en dan besef je het levensgevaar en voel je de dood dichterbij komen. Hoe kunnen mensen zo dicht bij deze grens wonen, bij een lijn die door sommigen de lijn des doods wordt genoemd en die hen slechts een paar meter van het Israëlische leger scheidt? Wat dwingt hen om dat te doen? Veel raadsels worden pas duidelijker als we dichter bij deze huizen komen.

IMG_4707

De familie Huthut, die op een paar kilometer van de grens woont, vertelt over de problemen die zij ondervinden als gevolg van het wonen aan de grens.  Met een bittere zucht, begint Oum Tarek Huthut te vertellen over wat zij en haar gezin hebben meegemaakt tijdens de laatste oorlog in Gaza. Zij zegt: ”Dat waren de ergste dagen van ons leven. Wij woonden zo dicht bij de grens dat elke beweging van ons in de gaten werd gehouden. Water en voedsel raakten op een gegeven moment op en ik moest mijn eigen leven en dat van de kinderen in gevaar brengen om in onze levensbehoeften te kunnen voorzien”. De kinderen gingen, tijdens de beschietingen tussen de tanks door met hun lege flessen op weg om ze, waar maar ook, te vullen met water. Oum Tarek vervolgde: “De omstandigheden waarin mijn gezin leefde waren erg moeilijk. Mijn man is ziek en bedlegerig en daarom was het moeilijk om hem te verplaatsen. Het was daarom onmogelijk om tijdens de oorlog naar buiten te gaan op zoek naar een veilig gebied. De buren om ons heen hadden allemaal het gebied verlaten en wij verwachtten elk moment gedood te worden.”

foto 7

Droevige kindertijd
Amir Huthut, een kind van 12, onderbrak zijn moeder en schreeuwde verontwaardigd: “Maar ik ben niet bang… ik ben gewend aan de beschietingen, het is gewoon geworden”. Hij heeft zo vaak de aanvallen en bezettingen van hun huis door het Israëlische leger meegemaakt, dat hij gewend geraakt is aan het geluid van raketten, kogels en tanks. Dat is normaal voor hem geworden.  Plagerig voegde hij eraan toe: “Het is mogelijk dat de beschietingen en de aanvallen op ons huis nu plaats gaan vinden en dan zien jullie met eigen ogen wat dat betekent”.
Wijzend op haar zoon Amir, wordt Oum Tarek verdrietig. Zo is mijn zoon Amir geworden, agressief en fel. Hij is mensenschuw en om het minste of geringste wordt hij boos en loopt dan weg naar het kerkhof om het graf van zijn vader te bezoeken. Hij is nog steeds heel sterk aan zijn vader gehecht. Het lukt mij niet meer om hem in bedwang te houden en machteloos zie ik met de dag zijn schoolresultaten verslechteren.
Oum Tarek is er van overtuigd dat het dicht bij de grens wonen, de voortdurende confrontatie met oorlog en vijandelijke aanvallen maar vooral de laatste aanval op Gaza, de kinderen psychische hebben geschaad. Ongewild plassen ze in bed, leven ze in angst en gaan hun schoolresultaten zichtbaar achteruit.

Stom van verdriet
Wij reden verder langs de grens in het oosten van het gebied, tussen de beplante landerijen door, in een poging om ons onzichtbaar te maken voor de Israëlische oorlog toestellen. Maar wij wisten dat het gebied daarvoor te open is en dat wij onmogelijk aan het vizier van de Israëlische soldaten zouden kunnen ontsnappen. Zij bevinden zich immers slechts op enkele meters afstand van ons.
Wij zagen een groepje kinderen oorlogje spelen. Ieder kind hield een houten stok in zijn hand en richtte dat op een ander kind, roepend: ‘ga dood, ga dood’. Randa Halas, 32 jaar oud en moeder van de kinderen, hield toezicht in een poging hen tegen het onverwachte te beschermen. Randa merkte op: “Ik voel dat ik voortdurend in een oorlog leef en hoe kan ik die verschrikkelijke dagen ook vergeten. Zelfs als ik dat al zou willen, zou ik daar nog niet in kunnen slagen. Mijn zoon Mohamed herinnert mij steeds weer aan deze verschrikkelijke dagen”.
Zij omhelst haar zoon Mohamed en vervolgt: “Toen de aanval op Gaza begon, was ik in de zevende maand van mijn zwangerschap. De angstwekkende situatie waarin wij ons toen bevonden, de aantallen bommen en kogels en het vuur dat wij met onze eigen ogen zagen en dat ons belette om te vluchten naar veiligere gebieden, de angst van de kinderen, hun gehuil en geschreeuw, de voortdurende vrees om mijn kinderen te verliezen, dat heeft mij zeer geraakt en invloed gehad op mijn ongeboren kind”. Mohamed is drie maanden na de oorlog geboren en is nu vier jaar oud. Hoewel hij goed hoort en alles begrijpt wat om hem heen gebeurt, heeft hij nooit kunnen spreken. De arts heeft Mohamed herhaaldelijk onderzocht maar geen enkel fysiologisch gebrek kunnen constateren. Eens op een dag zal hij misschien toch kunnen praten.

IMG_4988

Waar moet ik naar toe?
Randa vervolgt: “Mijn kinderen leven met een constant gevoel van angst ook als zij in hun eigen huis zijn, een plek waar een kind toch verondersteld wordt geborgenheid te voelen. Ze zijn bang om door de kogels geraakt te worden als ze thuis zijn. Dit angstgevoel is dagelijks aanwezig en niet alleen tijdens oorlog of tijdens het binnendringen van het leger in ons gebied. De kinderen durven ‘s nachts niet meer naar de WC te gaan, zo bang zijn ze geworden van het geluid van gewone kogels en van de lichtkogels die ‘s nachts door het Israëlische leger worden afgeschoten. Waar moet ik naartoe met mijn kinderen om hen een veilig gevoel te geven?” Randa hoopt ooit het gebied te kunnen verlaten en een huis ver van de grens te kunnen kopen, maar wie wil haar huis nu kopen en zo dicht bij de grens gaan wonen?

Overlevingsdrang
Wij hebben onze reis langs de grens voortgezet naar het uiterste noorden van Gaza en kwamen uit bij een landbouwterrein op 300 meter van de grens. Daar troffen wij een huisje dat van alle kanten beschoten was door vuurwapens en tankgranaten. Het bouwsel was zo ernstig beschadigd dat wij niet verwachtten dat het bewoond was en als dat wel het geval zou zijn, dan zouden de bewoners allang dood moeten zijn.
Salah Hamran, 61 jaar en opzichter van de landbouwgrond aan de grens vertelde ons over de ontberingen die hij tijdens de oorlog in Gaza heeft doorstaan en waar hij nog dagelijks mee geconfronteerd wordt. Zijn situatie verschilt met die van de grensbewoners die wij eerder ontmoet hebben. Salah woont met zijn gezin in dit gevaarlijke gebied en in dit huis omdat het zijn bron van inkomsten is waarmee hij in de behoeften van zijn gezin kan voorzien.
Abu Salah vertelde ons over de merkwaardige en onvergetelijke situaties die hij meegemaakt heeft. “Vier dagen voor het einde van de oorlog in Gaza”, vertelde hij, “was ik in ons huis opgesloten omdat er verschrikkelijke beschietingen overal rondom het huis aan de gang waren. Wij voelden ons meer dood dan levend. De situatie werd zo erg en uitzichtloos dat ik aan mijn kinderen vroeg om een laatste gebed op te zeggen, de shahada”. Bedroefd en wanhopig, zei Abu Salah: “Mijn leven hier is helemaal uitzichtloos, ik kan hier niet meer verder leven, maar elders kan ik geen centimeter grond kopen. Dagelijks maak ik moeilijke situaties mee en vaak hoop ik snel dood te gaan in plaats van op deze manier verder te leven. Op een keer werd mijn zoon ziek en kon hij nauwelijks meer ademen. Ik heb geprobeerd iemand te vinden die mij en mijn kind naar een hulpcentrum kon brengen”. Een traan viel op zijn wang terwijl hij beschreef hoe hij uiteindelijk, midden in de nacht, zich verschuilend tussen de bomen, de grote weg probeerde te bereiken om zijn kind te helpen. Maar het was een dilemma. Hij was namelijk ook ongerust over de andere leden van zijn gezin die hij nu alleen achterliet en die aangevallen hadden kunnen worden of dat hij zelf gepakt zou worden en hen dan niet meer zou kunnen bereiken. “Mijn lijden zal nooit ophouden, een ander huis heb ik niet en een andere baan zal ik niet kunnen krijgen’.
Hetzelfde geldt voor Hashim Khater, een jonge man van 25 jaar. Hij gaat dagelijks naar Jahr Edik in het midden van Gaza, dicht bij de grens, om dagelijks zijn kost te verdienen als boer.

foto 9

De situatie is merkwaardig. Uit onderzoek blijkt namelijk dat 27 duizend dunum van dit gebied alleen onder gevaarlijke omstandigheden bereikt kunnen worden. Het gebied heeft te maken met aanvallen van de Israëliers en de kans is groot dat er doden en gewonden vallen onder de civiele bevolking. Bovendien is 30% van de landbouwgrond in Gaza niet te exploiteren vanwege het grote gevaar. Dat betekent niets anders dan een groot verlies aan inkomsten voor de bevolking.
Hashim merkt op: “Het is moeilijk om dagelijkse te eten te krijgen en de economische situatie in het land is slecht. Dat dwingt mij om in de buurt van de grens te werken. Elke dag vertrek ik vroeg in de ochtend naar dat gebied en dan werk ik op één van de landbouwgronden die het dichtst bij de grens liggen. Ik wied en onderhoud de grond en verkoop het gras aan mensen die geiten en andere dieren houden. Vaak loop ik gevaar en kan op elk moment gedood worden. De Israëli’s waarschuwen niet. Het gebeurt regelmatig dat ik aan het werk ben en beschietingen hoor die ergens vandaan komen of word ik verrast door een offensief. Dan probeer ik eraan te ontsnappen en ren tussen de bomen door om mijn leven te redden.”
Het Israëlische leger is heer en meester in dit ‘geïsoleerde’ gebied. De menselijke en financiële verliezen groeien gestaag. Statistieken van het Palestijnse Centrum voor Mensenrechten laten zien dat na de laatste grote aanval op Gaza, het Israëlische leger 166 aanvallen heeft uitgevoerd op dat gebied en op het gebied dat aan Egypte grenst.
Gezinnen die daar wonen, leven voortdurend in angst, niet alleen in oorlogstijd, maar ook in perioden van wapenstilstand. Zij hebben echter de hoop niet verloren dat de wereld ooit een oplossing voor hun ondragelijke situatie zal vinden zodat ze zich in hun eigen huis veilig kunnen voelen en dat zij niet constant in gevaar hoeven te leven.

Hiba Walim is medewerker van het Doha center for media freedom Palestine. Met enige regelmaat zullen bijdragen van dit collectief gepubliceerd worden op de site of in onze nieuwsbrief

Eerdere artikelen van het Doha Centre

Eigenaars van verwoeste huizen wachten nog steeds op wederopbouw