Op 4 juli organiseerden wij een boekpresentatie van Een tuin voor verloren benen van de Gazaanse schrijver Mahmoud Jouda ( zie dit bericht) Dat boek ging over de Mars voor de Terugkeer de geweldloze demonstraties in Gaza in 2018 als protest tegen de blokkade en de bezetting van Palestijns land en de wrede reactie van Israel die vooral op ledematen schoten met dumdum kogels waardoor veel slachtoffers  amputaties moesten ondergaan. Hieronder  een relaas van Jouda na de aanval op 7 oktober gepubliceerd in de Groene Amsterdammer op 21 augustus 

__________________________________________________________________

Eerst slaan de raketten in, daarna worden elektriciteit en water afgesloten. Mensen slaan op de vlucht, vechten om voedsel of helpen elkaar juist. Ook schrijver Mahmoud Jouda en zijn gezin proberen in Gaza te overleven.

door Mahmoud Jouda

De dodelijke molen blijft maar malen. Lichamen van kinderen, jongeren, ouderen, mannen en vrouwen liggen verspreid. Bloed op de straten. Beelden van doden verschijnen onophoudelijk op televisie en mobiele telefoons. En ik? Ik dwaal doelloos door de straten van Rafah, ik wil alleen maar lopen. Mijn voeten leiden me naar een wijk die enkele dagen geleden volledig is verwoest.

In de verte zie ik meer dan tien katten in een rij over een half ingestort gebouw sluipen. Een van hen springt van een hoog, verlaten balkon, alsof ze de dood omarmt. Althans, dat maak ik op uit de manier waarop ze de grond raakt en sterft. Een golf van overweldigende angst overspoelt me, een angst zoals ik die nog nooit heb gekend. Een gevoel van urgentie overvalt me; ik moet hier weg, ik moet hier weg. Deze keer besluit ik de dood voor te zijn door Gaza te verlaten.

Het is de avond van vrijdag 6 oktober. Samen met vrienden zit ik in de sinaasappelboomgaard van mijn vriend Wael. We praten over de noodzaak om nieuwe bomen te planten ter vervanging van de exemplaren die al meer dan vijftig jaar oud zijn. We bespreken ook hoe Gaza in de afgelopen tien jaar heeft geprobeerd te herstellen van de herhaalde schokken van blokkades en Israëlische militaire operaties die om de paar jaar plaatsvinden. De stad zet nu duidelijke stappen richting een meer stedelijk leven.

‘Mijn meest recente roman, Een tuin voor verloren benen, is naar het Nederlands vertaald’, vertel ik hun. ‘Ik ga binnenkort naar Nederland voor de presentatie van mijn boek. Op advies van de Nederlandse vertaalster, Dr. Djûke, heb ik me ingeschreven bij een Engels taalinstituut in Gaza.’ Ze zijn er heel blij mee. In die roman open ik, zeggen ze, een venster om Gaza van dichtbij te leren kennen, en de details van het lijden van vele jonge Gazanen die benen hebben verloren doordat Israëlische sluipschutters tijdens de Mars van Terugkeer gericht op hun benen schoten.

Rond twee uur ’s nachts vertrek ik naar het huis van mijn ouders in Rafah. Aan de overkant van de straat wandelen een paar mensen met oortjes in. De gele straatlantaarns werpen een betoverende gloed terwijl ik tussen de huizen en gebouwen door loop. Al het kleurrijke en flamboyante langs de weg en de geur en pracht van de witte lelies, geplant langs de boulevard van Gaza, creëren een openluchttheater van schoonheid.

Ik hou van deze stad waar ik ben geboren en getogen. Sinds ik een paar jaar geleden naar de stad Gaza ben verhuisd, kom ik elke zomer terug met mijn vrouw Samar, mijn zevenjarige dochter Bagdad en mijn vijfjarige zoon Khaled. Samar en Bagdad zijn vanmiddag teruggekeerd naar huis. De schoolvakantie is voorbij. Ik blijf in Rafah met mijn zoon Khaled. Wij moeten nog een paar zaken regelen voordat we naar huis gaan.

Ik val in slaap. Drie uur later schrik ik abrupt wakker van het oorverdovende geluid van raketten die de hemel vullen en in alle richtingen suizen. Het is een droom, denk ik. Ik probeer verder te slapen. Maar nee, het is geen droom; het is een voorbode van een overweldigende nachtmerrie die boven onze hoofden hangt. Niemand begrijpt wat er aan de hand is. Iedereen verkeert in shock. ‘Het is waarschijnlijk een Israëlische liquidatie van een hooggeplaatst Hamas-lid’, hoor ik overal om me heen. We hadden al rekening gehouden met een grote aanval op Gaza vanwege de dreigementen die in de maanden voorafgaand aan 7 oktober werden geuit.

Op die momenten denk ik alleen maar aan mijn vrouw en dochter. Ik bel Samar, maar ze neemt niet op. Enkele minuten later rinkelt mijn telefoon. ‘Gebeurt bij jullie hetzelfde als hier?’ vraagt ze met een angstige, bezorgde stem. ‘Ja, het is overal’, antwoord ik. Ze willen snel terug naar hier. ‘Het is nu gevaarlijk, wacht nog even’, zeg ik. Maar mijn vrouw is bang dat ze straks niet meer naar hier kunnen komen door een mogelijk Israëlisch offensief. ‘Ze gaan de weg blokkeren, dan raken we elkaar kwijt. Ik ga terug, wat er ook gebeurt.’ Ze nemen een taxi en een half uur later zijn ze er.

Samar rent snel naar Khaled en omhelst hem ferm, alsof ze hem al lange tijd niet heeft gezien. Ik knuffel Bagdad stevig, mijn handen trillen terwijl ik haar aanraak. Ze draagt haar schooluniform. In haar hand houdt ze een tas met een laptop. Samar heeft een tas met wat sieraden. Dat is alles wat ze uit ons huis konden meenemen. Maar ze hadden tenminste de kans om afscheid te nemen van elke hoek van het huis, de foto’s, persoonlijke brieven, boeken, kleren en verzamelde geuren.

Fysiek zijn ze veilig, maar emotioneel zijn ze kapot. ‘De auto reed op topsnelheid, terwijl de rakketten om ons heen insloegen en explodeerden, niet als regen, maar als hellevuur’, vertelt mijn vrouw. ‘De chauffeur probeerde de plekken van inslag te vermijden, net als de andere auto’s op de snelweg die richting het zuiden rijden.’ Samar zucht diep. ‘Het bombardement werd heviger. Vlak bij ons, eigenlijk op twee auto’s afstand, raakte een raket een auto die snel reed. De lichamen werden eruit geslingerd.’

lees verder