Op 21 maart zou de Palestijnse arts en activist Izzildin Abuelaish Groningen met een bezoek vereren en hadden we een bijeenkomst gepland waar hij zijn boek Ik zal niet haten zou toelichten. Helaas als gevolg van de corona uitbraak ging dat bezoek niet door. Onze oud voorzitter Jan Keulen was gevraagd om hem op die bijeenkomst te interviewen. Ter voorbereiding las hij het boek. Hieronder het verslag dat hij erover schreef en waaruit blijkt dat Abuelaish een zeer actueel verhaal te vertellen heeft: corona kan volgens Abuelaish een brug slaan tussen de Israeli’s en de Palestijnen want een virus maakt iedereen even kwetsbaar.
_____________________________________________________
Zowel Israëli’s als Palestijnen worden getroffen door corona. Draagt de gemeenschappelijke wil de epidemie te overleven bij aan wederzijds begrip? Jan Keulen las Ik zal niet haten van een Palestijnse dokter, die gelooft in de geneeskunde als brug tussen de twee volken. Too good to be true?
Of je nu zwart of wit bent, rijk of arm, vriend of vijand, Israëli of Palestijn: voor God en corona zijn alle mensen gelijk. Aan God kun je wellicht twijfelen, maar niet aan de rol van corona. Het is een ellendig virus, dat het leven van miljoenen mensen beheerst, ontwricht en verwoest. Daarbij is één ding zeker: corona discrimineert niet en laat zich niet tegenhouden door checkpoints en grenzen.
Daarentegen is de nationale soevereiniteit juist wel een discriminerende factor als het om de bestrijding van het virus gaat. Elk land heeft zijn eigen strategie om besmettingen te voorkomen en de ziekte de kop in te drukken. Plotseling werd bijvoorbeeld onze landsgrens weer zichtbaar, met haastig door de Belgen opgeworpen grenscontroles, toen daar strengere quarantainemaatregelen van kracht werden dan in Nederland. Politieke verschillen en machtsverhoudingen worden zichtbaar bij de bestrijding van het coronavirus.
In sommige delen van de wereld toont de coronacrisis, of de dreiging daarvan, extra schrijnend situaties van onrecht en discriminatie. Hulporganisatie OxfamNovib liet deze week een noodkreet horen over een mogelijke uitbraak van het coronavirus onder mensen in een crisissituatie, zoals conflictgebieden en vluchtelingenkampen. Op deze plekken is geen adequate gezondheidszorg, leven mensen vaak dicht op elkaar en hebben ze weinig tot geen toegang tot schoon drinkwater.
Ook minister Sigrid Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wees onlangs op de noodzaak tot een internationale aanpak van de coronacrisis, om verdere instabiliteit en onveiligheid in arme delen van de wereld te voorkomen. Dat is, volgens haar, ook in ons “verlichte eigenbelang”. Die uitspraak kwam haar op de nodige hoon te staan van uiterst-rechts, maar op haar theorie dat je ook “de zwakste schakel” moet versterken in een wereld waar we, door werk, handel en reizen zo verweven zijn, valt weinig af te dingen.
Als de coronacrisis de risico’s van ongelijkheid en onrecht scherper in beeld brengt, dan biedt de situatie in Israël en Palestijnse gebieden verhelderende inzichten. Tussen de Middellandse Zee en de rivier de Jordaan wonen grofweg evenveel joodse Israëli’s als Palestijnen. Van deze ruim veertien miljoen individuen wonen er een ruime negen miljoen mensen in Israël en vijf miljoen op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza.
Medisch gezien zijn al die mensen, of ze nu joods of niet-joods zijn, vergelijkbaar kwetsbaar en even vatbaar voor virussen. In die zin zou het existentiële streven naar gezondheid kansen kunnen bieden voor wederzijds begrip, misschien zelfs een startpunt kunnen zijn van dialoog. Of je wilt of niet, je komt elkaar tegen als het om kwesties van gezondheid gaat. Je ontkomt niet aan de noodzaak naar elkaar te luisteren en beter te communiceren.
Dat is precies de theorie die de Palestijnse arts Izzeldin Abuelaish krachtig uiteenzet in zijn boek I shall not hate, dat vorig jaar in een nieuwe Nederlandse vertaling werd gepubliceerd als ‘Ik zal niet haten’.
“Als we de politiek even buiten beschouwing laten, leek de gezondheidszorg me het ideale terrein om vrede tot stand te brengen” schrijft dr. Abuelaish. “Ik beschouw al mijn patiënten als familie. Ik maak geen enkel onderscheid tussen Israëli’s, Palestijnen, Arabische, nieuwe immigranten of Bedoeïenen. Het is mijn taak ervoor te zorgen dat elke baby een zo groot mogelijke kans krijgt gezond ter wereld te komen. Maar kijk eens wat er gebeurt als die onschuldige kinderen groot worden. Wie vertelt ze al die verhalen waardoor ze elkaars vijanden in plaats van vrienden worden?”
Dr. Abuelaish, die in maart een aantal lezingen in Nederland zou houden, moest zijn reis in verband met de coronacrisis afzeggen. Ik zou hem op een openbare bijeenkomst in Groningen interviewen over zijn boek, zijn bewogen leven en over de rol van de gezondheidszorg in Israel/Palestina. Groningen heeft een informele stedenband met Jabalya, het vluchtelingenkamp in de Gazastrook waar Abuelaish werd geboren en lange tijd woonde en werkte. We keken er erg naar uit de “Palestijnse Luther King”, die nu in Canada woont, te ontmoeten en naar zijn verhalen te luisteren.
Het pleidooi van de Palestijnse arts voor vrede, zelfopoffering en verzoening is des te meer indrukwekkend omdat hijzelf het slachtoffer is van een enorme tragedie: drie van zijn dochters en een nichtje kwamen om het leven bij een Israëlische beschieting van Gaza in 2009. Hoewel Israël erkende dat de beschieting een “vergissing” was, werden nooit verontschuldigingen aangeboden.
Is Abuelaish’ discours over dialoog en niet haten too good to be true? Ik zou het hem zeker gevraagd hebben.
In epidemische tijden dringen vragen zich op naar de rol van de gedeelde gezondheid, zelfs in een gespleten samenleving, geteisterd door haat en vijandschap. De relatie tussen Israëli en Palestijnen wordt niet alleen gekenmerkt door ongelijke rechten en apartheid. Er is ook sprake van verregaande vervlechting van beide samenlevingen en economieën. In zekere zin is er in Israël/Palestina op minischaal sprake van het door Kaag genoemde “verlicht eigenbelang”: Israëli’s en Palestijnen zijn gedwongen samen te werken.
Israël heeft de Palestijnse werkers nodig. Vandaar dat na het uitbreken van de coronacrisis in eerste instantie Palestijnen die in vitale sectoren zoals de gezondheidszorg, de landbouw en de bouw werken, speciale verblijfvergunningen van een of twee maanden werd aangeboden. Dit om heen en weer gereis daarmee verspreiding van het virus te voorkomen. Voor de Palestijnse economie en voor individuele Palestijnen, die gemiddeld een dagloon van nog geen 60 euro verdienen, is het werken in Israël ook van levensbelang. Beide partijen hebben verder alleen maar te verliezen bij een verdere opmars van Covid-19.
Voor de rond 200.000 Palestijnen uit de Westelijke Jordaanoever die in Israël of in de illegale joodse nederzettingen werken, bleek de corona-coördinatie tussen de Israëlische regering en de Palestijnse Autoriteit in de praktijk uiteindelijk van weinig waarde.
Nadat het virus zich verder verspreidde in Israël in de derde week van maart en er binnenlands steeds meer reisrestricties van kracht werden, riep de Palestijnse Autoriteit alle Palestijnse werkers terug naar de Westoever. Aan die oproep werd massaal gehoor gegeven, ook al omdat Palestijnse werknemers in Israël vaak geen behoorlijk onderkomen werd geboden. Van al die duizenden werkers die terugkwamen naar de Palestijnse gebieden werd, volgens een reportage op Al Jazeera, praktisch niemand op corona getest.
Hoewel enerzijds de noodzaak om samen te werken duidelijk werd aangetoond blijkt anderzijds, zeker op korte termijn, het hemd toch nader dan de rok.
Dit geldt al helemaal voor Gaza waar een kleine twee miljoen Palestijnen zeer dicht op elkaar wonen, met slechte sanitaire voorzieningen, geen schoon drinkwater en grote tekorten in de gezondheidszorg. Israël heeft tot dusver geweigerd de illegale blokkade die sinds 2007 van kracht is, te verzachten of op te heffen en meer (medische) hulpgoederen binnen te laten.
Een uitbraak van het coronavirus in Gaza is een horrorscenario waar inmiddels mensenrechtenorganisaties in binnen- en buitenland voor hebben gewaarschuwd. Een explosie van de epidemie in Gaza zou daar een onvoorstelbare humanitaire ravage kunnen aanrichten en ook voor Israël verregaande levensbedreigende gevolgen kunnen hebben.
Izzeldin Abuelaish, die als eerste medicus uit Gaza in een Israëlisch ziekenhuis werkte, blijft ondanks alles hopen dat de geneeskunde een brug kan slaan tussen Israëli’s en Palestijnen. “Wie houdt de barrière in stand? We moeten contact met elkaar vinden door elkaars werkelijkheid te aanvaarden, door signalen van tolerantie in plaats van intolerantie en van genezing in plaats van haat te geven.”
Het is ironisch dat tijdens de huidige coronacrisis de levens van talrijke Israëli’s worden gered door Palestijns medisch personeel. In Israël zijn 17% van alle doctoren, 24% van de verpleging en 47% van de apothekers Arabisch. In de medische centra is over het algemeen sprake van respect voor alle werkers in de gezondheidszorg, of ze nu joods of niet-joods zijn. Maar, zoals de krant Haaretz opmerkte, buiten het ziekenhuis zijn eersteklas Palestijnse doctoren plotseling tweedeklas burgers.
De coronacrisis heeft de contouren van het Israëlisch-Palestijns conflict op andere manieren uitgelicht. Epidemieën zijn, in tegenstelling tot mensen, nu eenmaal immuun voor racisme, haat en bezetting.
Abuelaish, Izzeldin, Ik zal niet haten. Tielt: Kritak, 2019